Tonny Ahlers

Uit Metapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
Tonny Ahlers

Anton Christiaan (Tonny) Ahlers werd op 29 december 1917 in Amsterdam geboren. Ahlers was een schnabbelaar en kleine crimineel en is jaren ná afloop van de Tweede Wereldoorlog in verband gebracht met het ‘verraad’ van de onderduikers in het ‘Achterhuis’ waarvan Anneliese Frank wereldfaam zou krijgen middels het ‘dagboek van Anne Frank’.

Tonny Ahlers sloot zich in 1940 aan bij de NSB (Nationaal Socialistische Beweging) van Anton Mussert en Cees van Geelkerken en werd lid van de door Ernst Herman ridder van Rappard opgerichte NSNAP (Nationaal-Socialistische Nederlandsche Arbeiders Partij). Na de inval scheen Ahlers als loopjongen hand- en spandiensten te verrichten voor de ‘Sicherheitspolizei’ en collaboreerde hij met de Duitse bezetter. In haar in 2002 uitgebrachte boek ‘Het verborgen leven van Otto Frank’ zette de Engelse auteur Carol Ann Lee hem neer als de verantwoordelijke verrader. Ahlers zou Otto Frank tijdens en na de Tweede Wereldoorlog om verschillende redenen gechanteerd hebben en werd daarom naar voren geschoven als de kwade genius. Of de geuite beschuldiging aan het adres van deze niets- en nergens voor deugende aartsleugenaar terecht is valt sterk te betwijfelen. Ahlers werd voor zijn activiteiten na de oorlog niet veroordeeld. Wel werden hem enkele burgerrechten, waaronder het passief en actief stemrecht ontnomen.

De brief

Op 18 april 1941 kwam de persoon Tonny Ahlers voor het eerst in de geschiedschrijving in deze zaak naar boven. Op die datum meldde de dan 24-jarige zich persoonlijk bij Otto Frank. In het gesprek tussen de bankier/directeur en NSB-loopjongen lijkt een brief die door de laatste afgeleverd moest worden ‘bij de NSB’ met voor Frank belastende informatie het onderwerp te zijn geweest. Hierin moest door Joseph Marinus (Joop) Jansen geschreven staan dat deze Otto Frank verdacht van een buitenechtelijke relatie met zijn vrouw, Jetje Bremer. Jetje was in de jaren 1935 t/m 1936 als presentatrice werkzaam geweest bij ‘Opekta’, het bedrijf van Frank. Toen Jansen Frank hierop enkele weken eerder aangesproken had, in maart 1941, zou Frank zich beledigend hebben uitgelaten over de ‘Deutsche Wehrmacht’ en dat zou de brandbare kern van de brieftinhoud zijn. Tegen een vergoeding van 10 gulden moest Ahlers de brief achtergelaten hebben waarop Frank op zijn beurt de brief achterliet bij zijn advocaat die de brief daarop vernietigde. Ook het denkbeeld dat Ahlers op de hoogte was van brandbare en daardoor chantabele zaken, zoals het feit dat Frank joods was, nog steeds leiding zou geven aan zijn bedrijf of dat hij wist wat het onderduikadres was moet naar het rijk der fabelen verwezen worden. Dat de familie Frank uitgerekend haar eigen - achter het bedrijfspand notabene - gelegen pand als onderduikadres gebruiken KON is op zich al bijzonder te noemen.

Echter: Tonny Ahlers was nooit actief als bode, koerier of ‘loopjongen’ voor NSB, SS of Sicherheitspolizei en Joop Jansen was een allesbehalve zachtzinnig man die erg goed in staat bleek zijn eigen privézaakjes op een gewelddadige manier op te knappen. Jansen was niet alleen aangesloten bij de NSB (stamboeknummer 29992) maar was als Nederlandse SS-er actief betrokken bij diverse WA-knokploegen. Dat Otto Frank een buitenechtelijke relatie gehad zou hebben met de tweede vrouw van Jansen, de (joodse) Jetje Bremer, kan niet uitgesloten of bevestigd worden. Van Otto Frank was al bekend dat hij zich in zijn jonge jaren te buiten ging aan seksuele uitspattingen. Een mislukte jeugdliefde maakte dat hij zich niet bij elke leeftijdsgenote op zijn gemak voelde. Met zijn vrouw Edith en dochter Margot had hij een verstoorde relatie. Hierover sprak hij openhartig met zijn dochter Anneliese aan wie hij opbiechtte “naar meer te hunkeren dan alleen de pappakusjes…” Dat Otto Frank zijn seksuele bevrediging elders zocht maakte hem niet uniek, het was iets dat hij dan wereldwijd deelde met ontelbare mannen. Ook met Elfriede Geiringer-Markovits, de vrouw van het gezin die tegenover het gezin Frank woonde aan het Merwedeplein op nummer 46-1, scheen hij een buitenechtelijke relatie te onderhouden. Ná de Tweede Wereldoorlog hertrouwde hij met de van oorsprong Zwitserse die hij de koosnaam ‘Frizi’ gaf.

PeToMa

Otto Frank zou voor Ahlers chantabel geweest zijn omdat deze op de hoogte was van zijn leveringen aan de ‘Deutsche Wehrmacht’. Hoe deze kruimeldief aan deze kennis gekomen was vertelt de geschiedenis niet. Wel bekend is dat in april 1941 een nieuw bedrijf het levenslicht zag dat zich bezig ging houden met de levering aan de Duitse bezetter, het ‘Wehrmacht Einkauf Büro PTM’. Als oprichter ervan werd Ahlers naar voren geschoven die met de beginletters van drie leden van het gezin Ahlers (Peter, Tonny en Martha) het bedrijf zijn nam gaf: PeToMa. Deze groothandel in sacharine en overige suikerproducten was een ‘einkaufstelle’ die op haar beurt weer beleverd werd door de firma ‘Opekta’, het bedrijf van Otto Frank. Door deze constructie steeg de schnabbelende kleine crimineel met stip op de collaboratieladder. Otto Frank, die onveranderd bleef leveren aan het ‘Armee Oberkommando’ in Berlijn, stichtte - met Ahlers als stroman - een nieuwe onderneming om de profijtelijke leveringen door de ‘Entjudungs Maßnahmen’ niet in gevaar te brengen. Leveringen die niet bestonden het onschuldige en voor de voedselindustrie geschikte geleermiddel pectine. Het middel kende ook militaire toepassing o.a. in anti-infectant balsem bij wondbehandeling, verdikkingsmiddel in bloedpreparaten, petroleum en benzine en erg van nut bij de fabricage van brandgelei voor toepassing in brandbommen.

Dit alles kan heel goed verklaren waarom Otto Frank zich ook ná de Tweede Wereldoorlog zich zoveel moeite getroostte voor deze man. Door de voor Duitsland slecht aflopende oorlog kreeg ook Ahlers te maken met problemen, de leveringen aan de Wehrmacht vervielen en PeToMa ging in 1944 op de fles. De verarmde Ahlers werd in juni 1945 opgepakt door de Politieke Opsporingsdienst en opgesloten in de Scheveninger gevangenis. Op 20 juli 1945 bracht Otto Frank hem al een bezoek en schreef tot tweemaal toe aan de Nederlandse autoriteiten een brief om het daarin voor hem op te nemen. Ahlers zou hem uit de handen van de Gestapo gered zou hebben. Hoe Ahlers dat gedaan moest hebben bleef een mysterie. Frank vereerde Ahlers in 1945 maar liefst 5 keer met een bezoek. Dat hij gechanteerd zou worden bleek uit niets en ook Eva Schloss, de dochter van Elfriede, was ervan overtuigd dat er geen sprake was van afpersing. “I don't believe for a second that he would allow anyone to blackmail him.” Ahlers kon tot aan de dood van Otto Frank in 1980 beschikken over een riante maandelijkse toelage dat hij o.a. spendeerde aan dure vakanties en cadeaus. Volgens zijn eigen verklaring was het geld een gehandicaptenuitkering omdat hij als kind aan de ziekte polio geleden had. Anton Ahlers stierf op 4 augustus 2000.

Referenties