Legionaire Doctrine, De

Uit Metapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

De Legionaire Doctrine door Gero, de tekst werd genomen van de website Vorming.

Brontekst

Dit is een brontekst. Spelling en kleine fouten in de inhoud mogen worden gecorrigeerd. De bron wordt vermeld in het "Bron" gedeelte.

De Legionaire Doctrine

De legionaire doctrine (ook legionarisme genoemd) verwijst naar de filosofie en het gedachtegoed vertegenwoordigd door het legioen van de Aartsengel Michael (ook algemeen bekend als de IJzeren Garde), de Roemeens christelijk-nationalistische organisatie opgericht door Corneliu Zelea Codreanu, welke de sleutelfiguur is in de vorming van zijn doctrine. Het is noodzakelijk duidelijk te maken wat de leden van de legionairsbeweging dachten en geloofden vanwege de grote hoeveelheid misvattingen die ontstaan door het gebrek aan studie of misleiding door de media, alsook de onjuiste vooronderstelling dat de legionairsbeweging grotendeels een imitatie van het fascisme of nationaalsocialisme was.

Voorlopers

In 1878 en 1879, nadat Roemenië haar onafhankelijkheid had gewonnen van het Ottomaanse rijk, wilde de nieuwe natie erkend worden door andere Europese machten. De Roemenen konden dit niet verkrijgen zonder het Verdrag van Berlijn te tekenen, welke hen dwong het burgerschap te verlenen aan Joden, een vijandig en vreemd volk, op Roemeens land. Hoewel het verdrag werd getekend, spraken bepaalde belangrijke culturele en politieke figuren in de Roemeense geschiedenis zich uit tegen de Joden om hun land te waarschuwen dat de Joden cultureel en economisch schadelijk waren. De geschriften van deze mannen uit 1879 waren belangrijke intellectuele bronnen waaruit de legionairsbeweging haar ideeën en kennis betreft het Joodse vraagstuk en het christelijk nationalisme ontving. De meest invloedrijke van deze zijn de volgende:

Vasile Conta (1845-1882) – filosoof en politicus
Vasile Alecsandri (1821-1890) – diplomaat en politicus
Mihail Kogălniceanu (1817-1891) – staatsman en historicus
Mihail Eminescu (1850-1889) – beroemd dichter en journalist
Bogdan Petriceicu Hasdeu (1838-1907) – historicus en filoloog
Costache Negri (1812-1876) – politicus
A.D. Xenopol (1847-1820) – historicus en econoom

Ook waren er moderne intellectuelen die leefden in de vroege 20e eeuw om de geboorte en groei van de legionairsbeweging waar te nemen, die Codreanu en andere legionairs onderwezen met meer kennis over het Joodse vraagstuk en hen concepten gaven betreft nationaal mysticisme, orthodox mysticisme, en economische praktijken. Deze mannen waren:

A.C. Cuza (1857-1947) – politicus en professor in de rechten en politieke economie
Nicolae Iorga (1871-1940) – historicus, professor in de geschiedenis, en politicus
Nicolae Paulescu (1869-1931) – fysioloog, professor in de geneeskunde, en filosoof
Ion Gavanescul (1859-1949) – professor in de pedagogie
Nichifor Crainic (1889-1972) – professor in de theologie, theoloog, en filosoof

Om misverstanden te voorkomen moet worden opgemerkt dat hier niet wordt geïmpliceerd dat de voorlopers van de legionairsbeweging overeenkwamen met de legionaire doctrine op ieder punt. Bijvoorbeeld hadden sommigen van hen andere politieke houdingen; het legioen verwierp het republicanisme terwijl voorlopers zoals Eminescu het democratisch systeem steunden.

Antisemitisme en het Joodse vraagstuk

Sommige mensen die tegenwoordig de legionaire doctrine volgen of de legionairs bewonderen, verklaren dat het legioen niet antisemitisch was, dat zij dit alleen leek te zijn vanwege een Joods vraagstuk in Roemenië. Een van de belangrijkste redenen waarom zij bezwaar maken tegen de term “antisemitisch” is vanwege een bepaalde manier waarmee deze term wordt gedefinieerd door Joden en filosemieten. Zulke groepen definiëren het als een irrationele haat van alle Joden, en in dat geval waren de legionairs niet werkelijk antisemitisch, omdat hun vijandigheid tegenover de Joden niet irrationeel was noch waren zij vijanden met iedere Jood (er is op gewezen dat het legioen een paar Joodse supporters, hoewel bedacht moet worden dat de meerderheid van de Joden vijanden waren van het legioen).

Echter in de late 19e eeuw en de vroege 20e eeuw werd de term antisemiet werd simpelweg gedefinieerd als iemand die vijandigheid had tegenover Joden en gekant waren tegen hun aanwezigheid in de eigen natie. Dit is hoe Cuza en andere voorlopers, Corneliu Codreanu en zijn opvolger Horia Sima het definieerden, en allen hadden er geen moeite zichzelf antisemitisch te noemen. Codreanu zegt openlijk in zijn belangrijkste boek “Voor mijn legionairs” over zijn bezoek aan Duitsland dat “ik vele discussies met de studenten te Berlijn in 1922 had, die tegenwoordig beslist Hitlerianen zijn, en ik ben trots hun leraar geweest te zijn in het antisemitisme, aan hen de waarheden overbrengend die ik leerde in Iasia.”

Het moet echter worden opgemerkt dat terwijl Codreanu geen probleem had met betrekkingen met de Duitse nationaalsocialistische beweging (hoewel hij ook terecht op stond dat zijn legioen volledig onafhankelijk van het nationaalsocialisme was), Horia Sima bezwaar maakte tegen iedere verband tussen de twee na de Tweede Wereldoorlog. In zijn van 1967 daterende boek “Istoria Mişcarii Legionare” (“Geschiedenis van de legionairsbeweging”) schreef Sima: “De legionairsbeweging was sinds haar oprichting het doelwit van allerlei soorten van laster. Een van de meest voorkomende beschuldigingen door zijn talloze interne en externe vijanden was dat het legioen een “tak van het nazisme” was. Dergelijke uitspraken kunnen worden gemaakt als gevolg van onwetendheid of kwade trouw. Het antisemitisme van de legionairsbeweging heeft niets gemeen met het Duitse antisemitisme. Door het innemen van een standpunt tegen het Joodse gevaar, een gevaar dat zeer actief en dreigend was in Roemenië, zette Corneliu Codreanu simpelweg een bijna eeuw oude Roemeense traditie voort.”

Ook moet worden benadrukt dat de legionaire vijandigheid tegenover de Joden als etnische groep eigenlijk rationeel was, niet alleen gebaseerd op wetenschappelijke studies van het Joodse vraagstuk door intellectuelen zoals Cuza, Paulescu, Iorga, Xenopol, e.a., maar ook op echte ervaringen en waarnemingen van veel gewone Roemenen. Het Joodse vraagstuk was een heldere werkelijkheid. Zowel intellectuele waarneming als gewone waarneming toonde de mensen zonder twijfel dat de meerderheid van de Joden niet alleen parasitair leefden van het werk van de Roemeense arbeiders door hun bezit van vele bedrijven of financiële activiteiten, maar ook een dreiging vormden voor de Roemeense cultuur en traditie, welke ze beschadigdeun door hun invloed op de massamedia en bepaald overheidsbeleid.

Het is ook vermeldenswaard dat terwijl Codreanu in de eerste plaats begaan was met de Roemeense toestand hij geloofde dat een bondgenootschap tussen landen gemaakt diende te worden om het Joodse probleem op internationaal niveau op te lossen. Dit wordt duidelijk gemaakt in een verklaring in “Voor mijn legionairs”, “Hier deelde ik met mijn kameraden een oude gedachte van mij, om naar Duitsland te gaan om mijn studies in de politieke economie voort te zetten en tezelfdertijd te proberen mijn intentie te realiseren om onze ideeën en overtuigingen in het buitenland te verbreiden. We realiseerden ons heel goed, op basis van onze studies, dat het Joodse vraagstuk een internationaal karakter had en de reactie daarom een internationale scope diende te hebben, dat een totaaloplossing voor dit probleem niet bereikt kon worden behalve door het handelen van alle christelijke naties bewust geworden van de Joodse dreiging.” De oplossing van het Joodse vraagstuk was niet de Joden te doden, zoals veel oneerlijke mensen Codreanu beschuldigen te willen, maar om de Joden uit Roemenië te verdrijven. Dit plan voor deportatie wordt duidelijk vermeldt in “De handleiding voor de nesten”, waar hij schrijft “Roemenië voor Roemenen en Palestina voor de Joden.”

Economie en arbeid: anti-communisme en anti-kapitalisme

Wanneer Codreanu voor het eerst naar de universiteit van Iasi gaat in 1919, jaren voordat hij het legioen creëert, ontdekt hij dat een groot deel van de stad en universiteit sterk werden beïnvloed door communistische politieke campagnes. De Roemeense arbeiders hadden te maken met verschrikkelijke werkomstandigheden en hadden zeer lage lonen en zodoende was men aangetrokken tot het communisme door marxistische propagandisten. Professoren en studenten op de universiteit waren ook grotendeels bekeerd tot het communisme, en communistische studentenvergaderingen vielen het Roemeense leger, de orthodoxe kerk, de monarchie en andere aspecten van het traditioneel Roemeense leven aan. Het was deze situatie die Codreanu in een heroïsche strijd tegen het communisme bracht, uiteindelijk een conservatieve groep om volledig de communistische beweging te verpletteren. Codreanu, zijnde een traditionalist, stond op de verdediging van het geloof in God, het nationalisme, de kroon en het privé-eigendom.

Anderzijds geloofde Codreanu ook in het bestrijden van het kapitalistische systeem, waarvan hij zich realiseerde dat het een inherent uitbuitend systeem was dat corporaties toestond miljoenen arbeiders uit te buiten. In 1919, bij het vormen van het programma van “nationaal christelijk socialisme” meldt hij dat “het niet genoeg is het communisme te verslaan. We moeten ook strijden voor de rechten van de arbeiders. Zij hebben een recht op brood en een strijd om eer. We moet vechten tegen de oligarchische partijen, nationale arbeidersorganisaties creëren die hun rechten kunnen winnen binnen het kader van de staat en niet tegen de staat.”

Later in 1935 kondigde hij de oprichting van een nieuw systeem aan waarvan hij hoopte dat het door de gehele natie zou worden aangenomen als de legionairsbeweging eenmaal de macht had: “legionaire handel betekent een nieuwe fase in de geschiedenis van de handel die is gekleurd door de Joodse geest. Het heet: christelijke handel – gebaseerd op de liefde voor mensen en niet op het beroven van hen; handel op basis van eer.” In wezen was Codreanu een Derde Positie socialist door privé-eigendom te ondersteunen, maar zich tezelfdertijd te richten tegen het materialistische en op geld gecentreerde systeem van kapitalisme. Een andere belangrijk punt van Codreanu’s ideeën voor Roemenië is dat arbeid iets is waarin iedereen betrokken moet worden. Luiheid was een eigenschap die in heel Roemenië als een zeer negatieve ondeugd zou moeten worden behandeld. Alle legionairen deden op een bepaalde manier wel een soort van lichamelijke arbeid, vaak om de Roemenen van lagere klasse te helpen met hun arbeid en problemen. Codreanu schreef: “De wet van de arbeid: Werk! Werk iedere dag. Geef jezelf volledig. Laat je beloning niet winst, maar de tevredenheid zijn dat je nog een steen hebt gelegd in de opbouw van het legioen en de bloei van Roemenië.”

Een kwestie die vaak is aangevoerd tegen Codreanu is het feit dat hij zowel het kapitalisme als het communisme met de Joden associeert, omdat beide van hen werden gedomineerd door Joden in Roemenië. Hij schreef, Joodse kapitalisten en Joodse communisten met elkaar in verband brengend, “Industriële arbeiders echter waren duizelingwekkend aan het schuiven in de richting van het communisme, systematisch gevoed de cultus van deze ideeën door de Joodse pers, en in het algemeen door het gehele Jodendom van de steden. Iedere jood, koopman, intellectueel of bankier-kapitalist, in zijn radius van activiteiten, was een agent van deze anti-Roemeense revolutionaire ideeën”. Sommige van zijn tegenstanders hebben bezwaar gemaakt tegen dit verband door te stellen dat het belachelijk is om te zeggen dat Joodse bedrijfseigenaren en bankieren communisten zouden steunen, die hen zogenaamd zouden vernietigen tijdens een revolutie, omdat zij de kapitalisten zouden willen uitschakelen. Echter moet bedacht worden dat niet iedereen van de burgerij werd uitgeroeid in communistische revoluties in heel Europa. Soms zouden leden van de burgerij die het communisme steunde voor de revolutie, welke vaak Joden waren, een plaats krijgen in het communistische systeem zodra de revolutie werd bereikt.

Natie en Land

De legionairs geloofden dat naties niet slechts producten van de geschiedenis en geografie waren, maar door God zelf waren gecreëerd en een geestelijk component bevatten. Codreanu schreef in “Voor mijn legionairen”, aannemend de leer van Nichifor Crainic, “Als christelijk mysticisme en haar doel, de extase, het contact van de mens met God door een “sprong van de menselijke natuur naar de goddelijke natuur”, is nationaal mysticisme niets anders dan het contact van de mens en de massa’s met de ziel van hun volk door de sprong welke deze machten maakten van de wereld van de persoonlijke en materiële belangen naar de uiterlijke wereld van de natie. Niet door de geest, aangezien iedere historicus dit kan doen, maar door te leven met haar ziel.”

Een natie was ook onlosmakelijk verbonden met de grond waarop het zich ontwikkelde, waartoe de mensen mettertijd een geestelijke verbintenis groeide. Codreanu schreef over het Roemeense volk: “We zijn geboren in de mist van de tijd op dit land samen met de eiken en sparren. We zijn eraan gebonden niet alleen door het brood en het bestaan dat het ons levert als we erop zwoegen, maar ook bij alle beenderen van onze voorouders die in haar grond slapen. Al onze ouders zijn hier. Al onze herinneringen, al onze oorlogszuchtige glorie, al onze geschiedenis hier, ligt in dit land begraven… Hier… slapen de Roemenen die hier vielen in de strijd, edelen en boeren, zo talrijk als de bladeren en de grassprieten… overal vloeide Roemeense bloed als rivieren. In het midden van de nacht, in moeilijke tijden voor ons volk, horen we de roep van de Roemeense grond die aanspoort tot strijd… We zijn gebonden aan dit land door miljoenen van graven en miljoenen onzichtbare draden die alleen onze ziel voelt…”

Uiteindelijk moet worden opgemerkt dat Codreanu ook geloofde dat elke natie een missie te vervullen had in de wereld en daarom dat alleen de naties die hun missie verraden, gegeven aan hen door God, van de aarde zullen verdwijnen. “Voor ons Roemenen, voor ons volk, voor elk ander volk in de wereld, heeft God een missie gegeven, een historisch lot,” schreef Codreanu. “De eerste wet die een persoon moet volgen is die van het betreden van het pad van dit lot, het vervullen van de haar toevertrouwde opdracht. Ons volk heeft nooit haar wapens neergelegd of haar missie verlaten, ongeacht hoe moeilijk of langdurig zijn weg van Golgotha was.” Het doel van de natie, of zijn lot in de wereld van de geest, was dat het niet simpelweg leeft in de wereld, maar dat het streeft naar de wederopstanding door de leer van Christus. “Er zal een tijd komen wanneer alle volkeren van de aarde zullen herrijzen, met al hun doden en al hun koningen en keizers, waarbij ieder volk zijn plaats heeft voor Gods troon. Dit laatste moment… is het edelste en meest verhevene waartoe een volk kan opstijgen.” Het was voor dit ideaal dat het legioen onvermoeibaar vocht tegen alle obstakels, corrupte politici, en vreemde volkeren zoals de Joden die erop stonden zich te voeden van het Roemeense volk en land.

Religie en cultuur

Eén van de doelen van de legionairsbeweging was het behoud en regeneratie van de Roemeense cultuur en gewoonten. Ze wisten dat cultuur de uitdrukking was van het nationale genie, zijn prodcuten de unieke scheppingen van de leden van een bepaalde natie. Cultuur kon een internationale invloed hebben, maar het was altijd nationaal in oorsprong. Daarom was het liberaal-kapitalistische standpunt dat verschillende etnische groepen zich vrij moeten kunnen bewegen in een natie van een andere groep, interfererend met de cultuur en ontwikkeling van deze natie door hun aanwezigheid en invloed, ongelofelijk misplaatst. Elke etnische groep heeft zijn eigen ziel en produceert en kristalliseert zijn eigen vorm en stijl van cultuur. Bijvoorbeeld kon een Roemeens cultureel imago niet gecreëerd worden vanuit een Duitse essentie, niet meer dan een Duits cultureel imago gecreëerd kon worden uit een Roemeense essentie.

Verder was religie een belangrijk aspect in de cultuur van een volk en dikwijls de oorsprong van vele gebruiken en tradities. De legionairen geloofden dat het christendom niet alleen een belangrijk deel van hun cultuur was, maar ook dat het de religie was die de goddelijke waarheid vertegenwoordigde. Dit is waarom om lid te kunnen worden van het legioen van de Aartsengel Michael men christen diende zijn en niet van een ander geloof kon zijn of een atheïst. Met deze duidelijke principes streefde het legioen naar een Roemeense natie samengesteld uit alleen etnische Roemenen en alleen christenen.

Met dit in gedachte wordt het duidelijk waarom Codreanu en vele andere Roemenen van mening waren dat de aanwezigheid van Joden in hun land zo dreigend was. De Joden werden invloedrijk in de economie, financiën, nieuwsbladen, bioscoop, en zelfs de politiek. Hierdoor werden zij zelfs machtig op cultureel gebied, geleidelijk aan veranderend de Roemeense gebruiken en het Roemeense denken, waardoor het meer verwant werd met dat van de Joden. Codreanu, even begaan met het vraagstuk als Cuza en Gavanescul, gaf als commentaar: “Is het niet beangstigend dat wij, het Roemeense volk, niet langer fruit kunnen produceren? Dat we niet van onszelf niet een Roemeense cultuur hebben, van ons volk, van ons bloed, om te schitteren in de wereld zij aan zij met die van andere volkeren? Dat we heden veroordeeld zijn ons te presenteren aan de wereld met producten van Joodse essentie?” en “Niet alleen zullen de Joden niet in staat zijn een Roemeense cultuur te scheppen, maar zullen zij deze die we hebben vervalsen om ons deze vergiftigd op te dienen.”

Ras

De realiteit van ras werd geaccepteerd door de meeste legionairs en Codreanu schreven over het belang om een natie raciaal samenhangend te houden. In “Voor mijn legionairs” citeert Codreanu Conta’s raciaal separatistische argumenten, die basis vormden van zijn eigen houding tegenover ras, en vergeleek deze zelfs met de Duitse nationaalsocialistische visie. Hij schreef: “Denk aan de houding die onze grote Vasile Conta aannam in de Kamer in 1879. Vijftig jaar eerder demonstreerde de Roemeense filosoof met onwrikbare wetenschappelijke argumenten, gekaderd in een systeem onweerlegbare logica, de deugdelijkheid van de raciale waarheden die aan de basis moeten liggen van de nationale staat; een theorie die vijftig jaar later door hetzelfde Berlijn dat aan ons het verlenen van burgerrechten aan de Joden in 1879 had opgelegd.”

Echter moet worden opgemerkt dat ten minste een aantal legionairs het niet eens waren dat ras belangrijk zou zijn. Ion Mota, in 1935 toen hij met de NSDAP trof in Duitsland, bekritiseerde de nationaalsocialisten door hun te zeggen dat “racisme de meest vulgaire vorm van materialisme is. Volkeren verschillen niet van vlees, bloed of huidskleur. Ze verschillen door hun geest, m.a.w. door hun scheppingen, cultuur en religie.” Natuurlijk is het onwaarschijnlijk dat Mota’s houding dominant was binnen het legioen, omdat Codreanu de grondlegger van de ideeën was welke de meerderheid van zijn leden deelde. Het is ook opvallend dat Horia Sima, in zijn werk over legionaire overtuigingen, overeenkwam met Codreanu dat ras werkelijk en belangrijk is. Sima was het echter oneens met het aansluiten van Roemeense raciale opvattingen met Duits racisme, censuur toepassend op de volgelingen van Hitler door de stellen dat hun wereldbeschouwing het racisme misbruikte, het te absoluut en materialistisch maakte.

De Nieuwe Mens

De legionairsbeweging had tot doel een Nieuwe Mens (Omul Nou) te creëren, de gehele natie te transformeren middels legionair onderwijs door elk individu te transformeren in een persoon van kwaliteit. De Nieuwe Mens zou eerlijker en moreler zijn, intelligenter, ijverig, dapper, tot offers bereid, en volledig vrij van materialisme. Zijn wereldbeschouwing zou gecentreerd zijn rond spiritualiteit, dienst aan zijn natie, en liefde voor zijn landgenoten. Deze nieuwe en verbeterde vorm van de mens zou de geschiedenis transformeren, de beginselen bepalen voor een nieuw tijdperk nooit eerder gezien in de Roemeense geschiedenis.

Codreanu schreef, “We zullen een sfeer creëren, een moreel medium waarin de heroïsche mens geboren kan worden en kan groeien. Dit medium moet worden gescheiden van de rest van de wereld door de hoogst mogelijke geestelijke bekrachtigingen. Het moet verdedigd worden tegen alle gevaarlijke winden van lafheid, corruptie, losbandigheid, en tegen alle hartstochten die naties begraven en individuen ombrengen. Zodra de legionaire wil zich ontwikkeld heeft in een dergelijk milieu… zal hij de wereld in worden gezonden… Hij zal een voorbeeld zijn; zal anderen in legionairs veranderen. En mensen, op zoek naar betere tijden, zullen hem volgen… zullen een kracht vormen die zal strijden en zal overwinnen.” Daarom zou een geestelijke revolutie de basis vormen voor een politieke revolutie, omdat zonder de Nieuwe Mens geen politiek programma enige blijvende presentatie zou kunnen bereiken.

Politiek

De Roemeense regering was een constitutionele monarchie, zodoende werd de nationale regering als een democratie beschouwd. Corneliu Codreanu was tweemaal lid van het Roemeense parlement en zijn ervaringen met de democratische politiek brachten hem stellig tot de conclusie dat het democratische systeem, hoewel het beweerde de wil van het volk te vertegenwoordigen, zelden haar doelstelling van vertegenwoordiging behaalde. In feite meende hij dat het het juist het tegenovergestelde bewerkstelligde. In “Voor mijn legionairs”, noemt hij een aantal van de hoofdbezwaren die hij had tegen het systeem en de manier waarop het functioneerde (het volgende is een parafrase van zijn punten):

Democratie vernietigt de eenheid van het volk, omdat het leidt tot versplintering.

Democratie maakt van miljoenen Joden (en andere vreemde groepen) Roemeense burgers, en vernietigd zodoende achteloos de oude etnische samenstelling van een natie.

Democratie is niet in staat tot blijvende inspanning en verantwoordelijkheid, want inherent aan haar ontwerp leidt het tot een oneindige verandering in leiderschap over een korte tijdsperiode. Een leider van partij werkt om een natie te verbeteren met een specifiek plan, maar regeert slechts voor een paar jaar voordat deze vervangen wordt door een nieuwe met een nieuw plan, die grotendeels zo niet volledig het oude negeert. Zodoende wordt weinig bereikt en wordt de natie geschaad.

Democratie ontbeert gezag omdat het de leider niet de macht geeft die nodig is om zijn plichten naar de natie te doen bereiken en verandert hem in een slaaf van zijn zelfzuchtige politieke supporters.

Democratie wordt gemanipuleerd door financiers en bankiers, omdat de meeste partijen afhankelijk zijn van hun financiering en daarom door hen worden beïnvloed.

Democratie garandeert niet de verkiezing van deugdzame leiders, omdat de meerderheid van politici ofwel demagogen zijn ofwel corrupt en de massa’s van gewone mensen meestal niet in staat zijn of wijs genoeg zijn om de juiste mensen te verkiezen. Codreanu merkte retorisch op betreft de gedachte van de massa’s om haar elite te verkiezen, “waarom verkiezen soldaten dan niet de beste generaal?”

Daarom streeft Codreanu naar een nieuwe regeringsvorm en verwerpt zowel het republicanisme als de dictatuur. In dit nieuwe systeem zouden de leiders niet de macht erven door erfelijkheid, noch zouden zij verkozen worden als in een republiek, maar eerder zouden zij worden geselecteerd. Zodoende is selectie en niet de verkiezingen de methode om een nieuwe elite te kiezen. Natuurlijke leiders die moed en vaardigheid tonen zouden opstaan via legionaire rangen en de oude elite zou verwantwoordelijk zijn voor de verkiezing van de nieuwe elite. Het concept van de Nieuwe Mens is belangrijk voor Codreanu’s systeem van leiderschap, omdat het alleen door de instelling van de Nieuwe Mens zouden de geschikte leiders opstaan en de leiders van de natie worden. De elite zou worden gegrondvest op de principes die door Codreanu zelf zijn uiteengezet: “a) zuiverheid van de ziel. b) bekwaamheid van werken en creativiteit c) moed d) hard leven en permanent strijdend tegen de problemen van de natie e) Armoede, namelijk vrijwillig afstand doen van het vergaren van een fortuin f) geloof in God g) Liefde.”

Dit nieuwe systeem van regering welke Codreanu ten doen stelde op te richten zou autoritair zijn, maar niet totalitair zijn. Hij beschreef het als volgt: “Hij (de leider) doet niet wat hij wil, hij doet wat hij moet doen. En hij wordt geleid, niet door individuele belangen, noch door collectieve belangen, maar in plaats hiervan door de belangen van de eeuwige natie, aan het bewustzijn van wat de mensen hebben bereikt. In het kader van deze belangen en slechts in hun kader, persoonlijke belangen alsook de collectieve vinden de hoogste graad van normale tevredenheid.”

Een belangrijk punt in het legionaire politieke systeem is dat het legioen drie entiteiten erkend: “1) Het individu. 2) De huidige nationaal collectiviteit, dat wil zeggen, de totaliteit van alle individuen van dezelfde natie, die op een gegeven moment in een staat leven. 3) De natie, die historische entiteit wiens leven meerdere eeuwen beslaat, zijn wortelen ingebed in de mist van de tijd, en met een oneindige toekomst.”

Elk van deze entiteiten had hun eigen rechten in een hiërarchische zin. Republicanisme erkende alleen de rechten van het individu, maar de legionairsbeweging erkende de rechten van alle drie. De natie was de belangrijkste entiteit en dus waren de rechten van de nationale collectiviteit eraan ondergeschikt, en uiteindelijk waren de rechten van het individu ondergeschikt aan de rechten van de nationale collectiviteit. Het destructieve individualisme van de “democratie” maakte inbreuk op de rechten van de nationale collectiviteit en de rechten van de natie, omdat het de rechten negeerde van deze twee entiteiten en dat van het individu boven alles plaatste.

Met deze feiten in het achterhoofd wordt het duidelijk dat het beschuldigen van de legionairsbeweging een tirannieke dictatuur te stichten of “fascist” te zijn is niets meer is hersenloze of misleidende propaganda tegen de beweging.

Martelaarschap

“De legionair omarmt de dood,” schreef Codreanu, “want zijn bloed zal dienen om het cement van het legionaire Roemenië te vormen.” Gedurende strijd en intense vervolgingen waarmee het werd geconfronteerd, bracht de legionairsbeweging vele martelaars voort, twee van de meest genoemde zijnde Ion Mota en Vasile Marin, die in 1937 stierven Franco helpend te vechten tegen de marxistische republikeinen in de Spaanse burgeroorlog. Andere martelaars van het legioen zijn Sterie Ciumetti, Nicoleta Nicolescu, Lucia Grecu en Victor Dragomirescu tussen honderden anderen. Uiteindelijk in 1938, werd Corneliu Codreanu zelf martelaar nadat Armand Calinescu, handelend buiten de wet, hem had vermoord. Martelaars werden vaak geëerd in liederen die alle legionairs zongen en in legionairsrituelen, wanneer hun namen werden afgeroepen, zeiden alle aanwezige legionairs “present!” Zij geloofden dat de zielen van de Roemeense doden nog bij hen aanwezig zouden zijn in hun strijd.

Geweld Samen met het martelaarschap, waarin de dood werd ontvangen, werd er af en toe geweld gebruikt door de legionairs tegen hun vijanden. Codreanu had oorspronkelijk de bedoeling dat de legionairsbeweging niet-gewelddadig zou zijn, maar de ongebruikelijk meedogenloze en wrede manier waarop hun vijanden hen behandelden creëerden omstandigheden waarin geweld onvermijdelijk was. Als hun politieke tegenstanders hen fysiek aanvielen, sloegen de legionairs dikwijls terug. In bepaalde selecte gevallen, werden bepaalde hoofdvijanden van het legioen vermoord. Dit zijn de drie prominentste voorbeelden:

In 1933 had de regering van I.G. Duca het legioen verboden om te verhinderen dat het aan de verkiezingen meedeed, 18000 legionairs gearresteerd, en gemarteld en vermoorde een aantal anderen. Op 29-30 december van dat jaar de legionairs Nicolae Constanisecu, Doro Belimace en Ion Caranica (die vaak worden aangeduid als de Nicadori) vermoorden Duca uit wraak.

In 1934 werd Mihail Stelesca, een lid van het legioen, onderzocht door hoge legionairs en werd ontdekt plannen te hebben beraamd het legioen te verraden en zijn eigen groep te stichten en werd om deze reden verbannen.

Stelescu creëerde vervolgens de groep in 1935 en noemt het Cruciada Romanismuliu (“De Kruistocht van het Romanianisme”) en belasterde Codreanu in zijn krant. Er bestaat ook bewijs dat Stelescu samenzweerde Codreanu te vermoorden en dat, na contact te hebben op genomen met hoge politieke figuren, hij steun van de regering kreeg voor zijn plan. In deze situatie schoten tien legionairs, de Decemviri (“De Tien Mannen”) hem neer.

In november 1938 liet Armand Calinescu de militaire politie op illegale wijze Codreanu vermoorden (die eerder dat jaar voor 10 jaar gevangen werd gezet tijdens oneerlijke en bevooroordeelde processen onder onbewezen tenlasteleggingen), de Nicadori en de Decemviri. Op 21 september 1939 vermoorden negen legionairs, aangeduid als de Rasbunatorii (“De Wrekers”) Calinescu. Nadat ze zichzelf inrekenden werden ze gemarteld en geëxecuteerd zonder proces. Deze negen mannen waren: Miti Dumitrescu, Cezar Popescu, Traian Popescu, Nelu Moldoveanu, Ion Ionescu, Ion Vasiliu, Marin Stanciulescu, Isaia Ovidiu en Gheorghe Paraschivescu.

Men kan bezwaar maken tegen deze daden van de kant van de legionairs, bewerend dat zij dus deelnemen aan onchristelijke daden. Om dit echter goed te begrijpen moet bedacht worden dat gedurende de geschiedenis van het christendom er vele mensen waren die gewelddadige handelingen hadden gepleegd of gedood hadden omwille van hun geloof. Bepaalde kruistochtridders die enorme hoeveelheden mensen hadden gedood werden zelfs heilig verklaard. Het is duidelijk niets nieuws voor christelijke fanatici om deel te nemen in de strijd tegen hun vijanden. Sommigen zullen menen dat omdat Christus mensen leerde “heb uw vijanden lief” dat Codreanu daarom openlijk de christelijke leer schond. Maar het is niet zo duidelijk.

Bedacht moet worden dat in het oorspronkelijke Grieks en Latijn de frase “heb uw vijanden lief” (Matheus 5:44, Lucas 6:27) specifiek verwijst naar de privé-vijand, niet de publieke vijand of nationale vijand (die daarom kan worden gehaat). Dit is waarom Codreanu tegen zijn legionairs zei: “Vergeef hen die u geslagen hebben om persoonlijke redenen. Zij die u hebben gemarteld omwille van uw geloof in het Roemeense volk zult u niet vergeven. Verwar niet christelijk recht en plicht om hen te vergeven die onrecht hebben aangedaan, met het recht en de plicht van ons volk hen te straffen die het hebben verraden en namen voor zichzelf de verantwoordelijkheid aan zicht tegen haar lot te verzetten. Vergeet niet dat de zwaarden die u hebt opgenomen de natie toebehoren. Je draagt ze in haar naam. In haar naam zul je ze gebruiken voor bestraffing – meedogenloos en onbarmhartig. Zo en alleen zo zul je een gezonde toekomst voor deze natie voorbereiden.”

Dit zijn de feiten die herinnerd moeen worden om goed te begrijpen waarom Codreanu en de legionairs deden wat ze deden. Anders kan een goede historische studie niet worden gedaan.

Bibliografie

Codreanu, Corneliu Zelea. For My Legionaries. Third Edition. Translated and edited by Dr. Dimitrie Gazdaru. York, SC, USA: Liberty Bell Publications, 2003.

Codreanu, Corneliu Zelea. The Nest Leader’s Manual. USA: CZC Books, 2005.

Codreanu, Corneliu Zelea. The Prison Notes. USA: Reconquista Press, 2011.

Crisan, Radu Mihai. Eminescu Interzis: Gândirea Politică (“Forbidden Eminescu: Political Thought”). Bucharest: Criterion Publishing, 2008.

Crisan, Radu Mihai. Istoria Interzisă (“Forbidden History”). Bucharest: Editura Tibo, 2008.

Ronnett, Alexander E. and Bradescu, Faust. “The Legionary Movement in Romania.” The Journal of Historical Review, vol. 7, no. 2, pp. 193-228.

Ronnett, Alexander E. Romanian Nationalism: The Legionary Movement. Chicago: Romanian-American National Congress, 1995.

Sima, Horia. Doctrina legionară (“Legionary Doctrine”). Madrid: Editura Mişcării Legionare, 1980.

Sima, Horia. Istoria Mişcarii Legionare (“History of the Legionary Movement”). Timişoara: Editura Gordian, 1994.

Sima, Horia. Menirea Nationalismului (“The Meaning of Nationalism”). Salamanca: Editura Asociaţiei Culturale Hispano-Române, 1951.

Sima, Horia. The History of the Legionary Movement. Liss, England: Legionary Press, 1995.

Schmitt, Carl. The Concept of the Political. Chicago: University of Chicago Press, 2007.

Sturdza, Michel. The Suicide of Europe: Memoirs of Prince Michel Sturdza, Former Foreign Minister of Rumania. Boston & Los Angeles: Western Islands Publishers, 1968.

Vertaling van Christopher Thorpe, The legionary doctrine, 2011, http://www.miscarea.net/legionary-doctrine-by-c-thorpe.htm door Gero.

Zie Ook

Lijst van Nederlandstalige literatuur‎