Bombardement op Rotterdam

Uit Metapedia
Ga naar: navigatie, zoeken
Rotterdam wordt platgegooid door de Luftwaffe

Op 14 mei 1940 voerden de Duitsers in het kader van de Duitse aanval op Nederland het Bombardement op Rotterdam uit. De stad Rotterdam zou daarna nog vier keer het doelwit zijn van (geallieerde) bombardementen. Dit eerste bombardement op Rotterdam heeft nog diezelfde dag geleid tot overgave van de stad en was het de opmaat naar de totale Nederlandse overgave op 15 mei 1940.

Wat voorafging

Op 10 mei 1940, de eerste dag van de aanval op Nederland, landden er paratroepen in Rotterdam-Zuid die er al snel in slaagden een belangrijke brugverbinding over de Maas te veroveren. De overige brugverbindingen waren door fel verzet van de Nederlandse mariniers echter moeilijk in handen te krijgen. Door deze hardnekkige tegenstand werd een snelle opmars naar het stadscentrum vertraagd. De Duitse generale staf zag hierdoor haar plannen in gevaar komen en vreesde dat Britse ondersteuningstroepen in de gelegenheid gesteld zouden worden te landen. Een dergelijk oponthoud zou de geplande 'Blitzfeldzug' en opmars naar Frankrijk in gevaar brengen. In reactie hierop gaf generaal-veldmaarschalk Georg Karl Friedrich Wilhelm von Küchler, de bevelhebber van het 18e Duitse leger, ‘s avonds op 13 mei 1940 de order: 'Weerstand in Rotterdam met alle middelen breken, desnoods moet vernietiging van de stad aangekondigd en uitgevoerd worden.' Kampfgeschwader 54 dat bestond uit zware (duik)bommenwerpers ontving diezelfde avond het bevel 'Nederlandse verzetszones' in het centrum van Rotterdam 'met bommentapijten te verpletteren'.

Het ‘ultimatum’

De volgende dag, 14 mei 1940, riep Generaal Rudolf Schmidt, commandant van het 39e legerkorps, kolonel Philip Scharroo, de stadscommandant en burgemeester Oud op om te capituleren. Om tien over half elf die dag staken een legerkapitein, een Nederlands sprekende eerste luitenant en een commandant speciale propagandacompagnie zwaaiend met een grote witte vlag de Maasbrug over om het ultimatum te overhandigen. Alleen onvoorwaardelijke capitulatie zou voorkomen dat 'de noodzakelijke middelen' ingezet werden, die onherroepelijk zouden 'leiden tot de volledige verwoesting van de stad.' Nadat de Duitse onderhandelaars de rivier overgestoken waren, werden ze 'op onwaardige wijze ontwapend’, waarbij hun pistolen in het water gegooid werden.

Binnen twee uur na ontvangst van het ultimatum moest het antwoordt binnen zijn, anders zou de (avond daarvoor geplande) luchtaanval (om 3 uur die middag) volgen. Burgemeester Oud voelde er niets voor de stad prooi te laten worden van een luchtbombardement en drong er van zijn kant op aan gehoor te geven aan het ultimatum en daardoor de stad te sparen. Stadscommandant Scharroo voelde er op zijn beurt niets voor dit besluit alleen te nemen en schoof de verantwoordelijkheid door naar generaal Winkelman, de opperbevelhebber van het Nederlandse Leger. Om tijd te winnen ging Winkelman over tot het volgen van een vertragingstactiek. Het ultimatum werd als ‘te vaag en onduidelijk’ beoordeeld en ook was het onduidelijk welke rang, positie en bevoegdheid de opsteller ervan bezat. Scharroo kreeg van hem om 11.45 uur de opdracht aan de Duitsers een nauwkeuriger gesteld ultimatum te eisen. Om tien minuten over 12 vertrok kapitein Bakker, één van de stafofficieren van Scharroo, en arriveerde hij met deze eis een kwartier voor het verstrijken van het ultimatum via Oberstleutnant Von Cholditz bij Generaal Rudolf Schmidt. Deze liet de tekst zoals gewenst opnieuw opstellen wat op 13.20 uur geschiedde en eiste uiterlijk drie uur ná de vaststelling ervan (om 16.20 uur) de definitieve capitulatie van Scharroo. Om kwart over 2, drie kwartier voor de geplande luchtaanval, liet generaal Schmidt aan het luchtcommando telegraferen dat de “aanval wegens onderhandelingen uitgesteld” moest worden. De bommenwerpers die vanaf hun bases Delmenhorst, Hoya en Quakenbrück ruim anderhalf uur vliegtijd nodig hadden naar Rotterdam waren op dat moment echter al drie kwartier onderweg.

Het bombardement

Het radiotelegrafisch bevel tot uitstel arriveerde via diverse zenders en met vertraging op het betreffende commandocentrum. Het kwam té laat binnen om de piloten nog op tijd te waarschuwen. In voorbereiding van de aanval waren de sleepantennes voor ontvangst op grote afstand al binnengehaald. De enige mogelijkheid om de aanval alsnog af te kunnen blazen was het afvuren van rode lichtkogels door de grondtroepen. Terwijl kapitein Bakker met het nieuw geformuleerde en oorspronkelijke ultimatum arriveerde bij het hoofdkwartier van Scharroo aan de Statenweg in Blijdorp, zetten de eerste bommenwerpers hun aanval in.

Vanaf een van de Maasbruggen schoten Duitse grondtroepen zonder resultaat de ene na de andere rode lichtkogel de lucht in. Door de rookontwikkeling van het bij gevechten in brand geschoten schip ‘De Statendam’ kon de aanvoerder van de eerste formatie de signalen niet zien en liet zodoende de eerste aanvalsgolf zijn bommenlast los boven de stad. Nét nadat de aanvoerder van de tweede formatie bevel tot de aanval gegeven had zag hij “twee jammerlijke rode lichtpatronen” door de rook omhoog komen. Daarop boog hij zijn toestel af, gevolgd door de overige toestellen waarvan de eersten hun dodelijke lading al hadden gelost.

Het gevolg was vernietigend, zevenennegentig ton bommen viel in nauwelijks 13 minuten op het stadscentrum. Het slechte zicht had ervoor gezorgd dat de bommen onnauwkeurig en willekeurig hun dodelijke werk verrichtten. Door een treffer was de hoofdwaterleiding getroffen waardoor het blussen van branden nagenoeg onmogelijk was. Kolonel-generaal Fedor von Bock, bevelhebber van Heeresgruppe B scheef hierover in zijn dagboek “De binnenstad is één grote rokende puinhoop, een huiveringwekkend beeld'. Otto Hoffmann von Waldau, stafchef van de Luftwaffe, schreef “De aanval door twee groepen gevechts- en duikbommenwerpers veranderde Zuid-Rotterdam in een ravage, die de vergelijking met Warschau in alle opzichten kon doorstaan.” De bommenregen zorgde voor 900 doden en maakte ca. 80.000 mensen dakloos, ca. 25.000 woonhuizen, 2.500 winkels, 250 hotels, 32 kerken, 2 synagogen en 1.350 fabrieken werden verwoest. Scharroo restte niets anders dan de Nederlandse troepen om 3 uur die middag te gelasten het vuren te staken en meldde hij zichzelf om half 4 bij de Duitse linies. Aangekomen bij Schmidt ondertekende hij alsnog het ultimatum met ‘angenommen’. Om te voorkomen dat andere grote steden als Utrecht, Den Haag, Amsterdam en Haarlem het zelfde lot zouden ondergaan tekende opperbevelhebber Winkelman de volgende dag in Rijsoord de Nederlandse capitulatie.

Overige Duitse bombardementen op Nederlandse steden

In totaal heeft de Duitse Luftwaffe 5 bombardementen uitgevoerd in Nederland. Naast de aanval van 14 mei 1940 op de stad Rotterdam werd op 17 mei 1940 Middelburg, 19 en 20 september 1944 Eindhoven en 2 oktober 1944 Nijmegen aangevallen.

Geallieerde bombardementen op Nederlandse steden

De stad Rotterdam werd ná het Duitse bombardement van 1940 in de opvolgende jaren meerdere keren gebombardeerd, dit maal door de Britse luchtmacht. Op 3 oktober 1941 voerde de Britse luchtmacht een aanval uit op de stad waarbij 118 Rotterdammers de dood vonden, daarnaast raakten er 70 mensen zwaar- en 120 lichtgewond. De aangerichte schade was 'aanzienlijk'. Op 28 januari 1942 was de stad Rotterdam opnieuw het doelwit van Britse bombardementen. Dat keer werden 24 Rotterdammers gedood, vielen er 61 mensen gewonden en werden 4 vermist. Ook dat keer was de schade ‘aanzienlijk’. Op 1 april 1943 werd de stad opnieuw door de Britten gebombardeerd. Volgens officiële cijfers kwamen daarbij 341 Rotterdammers om het leven, en raakten 163 mensen zwaargewond en 400 lichtgewond. De aangerichte schade was opnieuw 'aanzienlijk'. Op 29 november 1944 was het opnieuw raak, dit keer verloren 50 mensen hun leven, raakten een onbekend aantal mensen gewond en was de schade opnieuw ‘aanzienlijk’.

Rotterdam was overigens niet de enige stad die gedurende de Tweede Wereldoorlog door Britse bommenwerpers werd bestookt, gedurende deze oorlog kreeg Nederland ca. 600 geallieerde luchtaanvallen te verduren waarbij verschillende steden (soms meerdere malen) werden gebombardeerd en waarbij naar schatting 10.000 doden en een veelvoud aan (zwaar-)gewonden vielen.

Een kleine opsomming

Geleen: 5 en 6 oktober 1942 / Enschede: 22 januari 1942, 10 oktober 1943, 22 februari 1944/ Amsterdam: 17 juli 1943 / Nijmegen: 22 februari 1944 / Arnhem: 22 februari 1944 / Maastricht: 18 augustus 1944 / Hengelo: 6 en 7 oktober 1944 / Leiden: 10 en 11 december 1944 / Den Haag: 3 maart 1945

Referenties