Arnold Meijer (citaten)

Uit Metapedia
Ga naar: navigatie, zoeken

Arnold Meijer (citaten), van de website Vorming.

Brontekst

Dit is een brontekst. Spelling en kleine fouten in de inhoud mogen worden gecorrigeerd. De bron wordt vermeld in het "Bron" gedeelte.

Arnold Meijer (citaten)
Meijer.jpeg

Over de noodzaak van omwenteling

“De revolutie in Italië en Duitschland is gewonnen niet door een groote meerderheid, maar door een welbewuste, energieke minderheid, door Mannen. Aan die zelfbewuste mannen, die in Nederland orde, tucht en daardoor welvaart willen brengen, stel ik mij als leider”.

(Eerste rede Mei 1934)

“Het gaat om orde of wanorde, om opgang of volledigen ondergang. Een revolutie is geen kinderwerk. Revolutie wil zeggen de vernietiging van het huidige, volk-verknoeiend systeem en de instelling van een nieuwe, op ordelijke grondslagen gebouwde staat en maatschappij. Dienen zullen wij slechts de gemeenschap, door dit vervloekt systeem in elkaar te slaan en er voor in de plaats te brengen de orde van het Zwart Front”.

(Zwart Front 4 April 1935)

Tegen de democratie

“Dit land is duf en suf geworden en de machthebbers tyranniek en brutaal. Van de leidende persoonlijkheden zijn de meesten bedorven en de anderen te laf en te zwak om zich tegen de bedorven omgeving te keeren. Het is onze taak “waar” te zijn, ook al is die waarheid pijnlijk, vernietigend en misschien wel beleedigend voor de potentaten van dit stelsel”.

(Gevangenis-dagboek pag. 27)

“Zwart Front is het geweten van het ondergaande demo-liberale Nederland, omdat Zwart Front recht noemt wat recht is en onrecht wat onrecht is”.

(Zwart Front 30 Mei 1935)

“De democratie is het stelsel der overbodigen”.

(Zwart Front 30 Mei 1935)

“Waarom werd deze beweging in het leven geroepen? Omdat er, Gode zij dank, nog Nederlanders zijn, die niet willen dat ons volk ten onder gaat, verscheurd door de parlementaire partijen, uitgebuit door het groot-kapitaal, vergiftigd door den klassehaat, aan den rand van den afgrond gebracht door een partijen-regeering, die aan vrijmetselaars, Joden, Marxisten en Godloochenaars de vrije hand laat”.

(Zwart Front 4 Sept. 1937)

“Zooals in het voorbijgevlogen jaar zal men lasteren, eer-rooven, brood-rooven, maar niets deert hem, die weet zijn plicht te doen in dienst van het Nederlandsche volk”.

(Zwart Front 2 Juni 1936)

Tegen misbruik van den godsdienst in de politiek

“Maar de R.K. Staatspartij en haar organen weten niet wat zij willen en als een van hun satellieten maar een weinig op den voorgrond treden kan, is hij onmiddellijk een groot man, een profeet temidden van de bij daglicht blinde uilen. Beginselen komen hierbij niet in aanmerking; men laat desnoods het land vergaan, als de partij-roofridders er maar wel bij varen”.

(Zwart Front 1 Aug. 1935)

“Zeker, de scribent zegt terecht, dat wij gebeten zijn op de R.K. Staatspartij. Dat zijn wij, omdat er in Nederland geen politieke partij is, die zoo holklinkend is, omdat er geen politieke groepeering is, die zoozeer een bespotting is van alles wat Christelijk denkt en voelt, omdat er geen groep is, die zoozeer kronkelt als een serpent, omdat er geen groep is, waarvan de overheerschende geest zoozeer gelijkt op dien van Farizeeën en schriftgeleerden”.

(Zwart Front 18 April 1936)

“Wanneer de Kerk zich op het eigen terrein begeeft, dan is verzet plicht. Ook wij dulden nooit, dat men den godsdienst gebruikt om ons te bestrijden en zullen ons dan verzetten, omdat wij weten, dat aan de bedienaren van de Kerk, dominé’s of R.K. geestelijken, daartoe niet het recht toekomt, omdat wij de rechten der Kerk en de normen van God niet opzij zetten. Maar nooit zal een dergelijk verzet er ons toe krijgen om ons nu op het terrein der Kerk te begeven”.

(Zwart Front 7 Mei 1938)

“De staat beweegt zich niet op godsdienstig terrein en zal er angstvallig voor moeten waken, zelfs niet den schijn op zich te laden, zich op godsdienstig terrein te willen bewegen. De Vader des Vaderlands, Willem van Oranje, was zijn tijd ver vooruit. Hij bezat en hij leerde godsdienstige verdraagzaamheid; het is een traditie van de Oranje’s geworden. Zij waren vrijheidlievend en verdraagzaam. Zij stelden het nationale en bindende element op den voorgrond ten bate van de eenheid van het vaderland”.

(Gevangenis-dagboek pag. 129)

“Prins Willem III, overeenkomstig de tradities der Oranje’s verdraagzaam, zeide eens aan den Oostenrijkschen gezant: “Ik houd mijn godsdienst voor den waren, en Gij de Uwen, – daarbij kunnen wij toch goede vrienden blijven”. Dit woord wordt beleefd in Nationaal Front. Het moge eens beleefd worden door het geheele Nederlandsche volk”.

(Gevangenis-dagboek pag. 130)

“Men bestrijdt ons in naam van het Christendom. In alle eeuwen, Volksgenooten, zijn er Farizeeërs en Schriftgeleerden geweest en in Nederland loopt het er van over. Zoovele A.R. en R.K., die hier zeggen te gelooven in Christus, zij gelooven slechts in den God, die zij zelf gemaakt hebben. Zij gelijken slechts op de slang, die op den kop een teeken heeft in den vorm van een kruis.”

Voor een Nederlandsch autoritair-corporatief stelsel

“Ons fascisme is Nederlandsch. Vanzelfsprekend zal dus een Nederlandsch fascistisch regiem, dat met het brengen van rechtvaardigheid op de eerste plaats ernst moet maken, op heel bijzonder nadrukkelijke wijze opheffing van een wel degelijk ophefbare tegenstelling op dit terrein dienen te brengen”. (Zwart Front 5 Sept. 1935)

“Want ons corporatieve stelsel moet door en door Nederlandsch zijn; het zal door en door één moeten zijn met het Nederlandsche volk, met de Nederlandsche toestanden en mogelijkheden en er een levend geheel mee moeten uitmaken. Het moet volkomen verankerd zijn in onzen Nederlandschen volksaard, met ons Nederlandsch verleden en met onze specifiek Nederlandsche gewoonten en mogelijkheden”.

(Zwart Front 29 Aug. 1936)

Vasthouden aan de beginselen

“Zou ik ooit het verbond, heden met U gesloten, verbreken, wel, twijfelt dan niet, weest dan niet wankelmoedig, tast toe en sla mij neer, want ik heb Uw vertrouwen misbruikt, land en volk verraden”.

(Zwart Front 2 Mei 1935)

“Wij zijn er van overtuigd, dat juist dit onwrikbaar vasthouden aan beginselen op den duur de aantrekkingskracht van onze beweging op groote groepen der bevolking tegelijkertijd zal zijn, zelfs bij groepen, die thans vijandig staan tegen een of meerdere van onze stellingen”.

(Terug uit de gevangenis pag. 11)

“Wanneer ik met de beginselen getransigeerd had, wanneer ik geknoeid had, wanneer ik belust was geweest op persoonlijke successen, wanneer ik mijn kop gebogen had voor geld en goud, – ik zeg U, ik zelf zou zonder moeite in een eeregestoelte gezeten hebben en deze beweging zou geld hebben gehad en gebouwen. En hoezeer wij ook hulpmiddelen noodig hebben, ik zal nimmer deze pogen te verkrijgen door van onze eer en onze beginselen af te wijken!”

(Terug uit de gevangenis pag. 36)

“Het beginselprogramma vormt een gaaf geheel. Het eene punt sluit aan bij het andere. Wanneer er iets wordt weggeschoven, dan is het niet meer de beweging, die door mij gesticht is, doch iets geheel anders. Het is verheugend te ervaren, dat velen, die aanvankelijk tegen een of ander onderdeel van het programma groote bezwaren hadden, beter geleerd door ervaring en studie, tot het inzicht komen, dat wij gelijk hadden”.

(Gevangenis-dagboek pag. 123)

Standpunt tegenover de Joden

“Omdat de Joden niet assimileeren, niet opgaan in de Nederlandsche volksgemeenschap, daarom zegt Zwart Front, moeten wij hen behandelen als vreemdelingen, als leden van de Joodsche natie. Wij moeten hen dringen uit de sleutelposities van de Nederlandsche staat en maatschappij. Wij moeten hen wetten stellen en zij moeten die wetten opvolgen gelijk het vreemdelingen past”.

(Zwart Front 13 Maart 1937)

“Ik zie het als mijn plicht, ons volk te waarschuwen voor het Joodsche gevaar. De democratie brengt de macht der Joden met zich mee. In den democratischen staat is het mogelijk, dat de Joden de economische en politieke knooppunten van den staat beheerschen. Wij willen een vrij en gelukkig volk. Daarom strijden wij tegen de Jodenmacht. Europa kan zich hierbij slechts goed bevinden”.

(Zwart Front 10 Sept. 1938 – Uit een rede, gehouden op het Anti-Joden-congres te Erfurt)

“De natuur der Joden is deze, dat zij een vreemd volk zijn en blijven temidden van andere volken, ook al vertoeven ze in de landen van die andere volken, zelfs van geslacht op geslacht. Zij zijn en blijven vreemdelingen en met dit feit, liggend in de natuur van het Jodendom, hebben wij rekening te houden”.

(Zwart Front 1 Oct. 1938)

“Ik stel er nogmaals prijs op te verklaren, dat mijn standpunt ten aanzien van de Joden hetzelfde is als hetgene, dat vroeger, tijdens de Republiek der Zeven Provinciën in de 17e en 18e eeuw, als het juiste gold, n.l. dit, dat de Joden wegens hun niet-assimileerbaarheid als vreemdelingen werden beschouwd en dienovereenkomstig werden behandeld en dus het gastrecht hebben te eerbiedigen en het niet te dulden is, dat zij hier als meester optreden.”

(Zwart Front 28 Jan. 1939) Nederlandsche buitenlandsche politiek: Groot-Nederland

“Zoogenaamd kleine staten als Athene en Rome beheerschten eens de wereld. Nederland zelf heeft eens zeeën en landen beheerscht. Wij zijn klein zoolang wij erin berusten klein te zijn”.

(Gevangenis-dagboek pag. 75)

“…… de democraten, die noch Dietsch noch imperiaal kunnen denken, vergeten, dat van een totale wereldbevolking Nederland onder de Europeesche landen (Rusland inbegrepen) op de vierde plaats komt, wat betreft de beheersching van landoppervlakte der aarde!”

(Terug uit de gevangenis pag. 33)

“Welk nationaal ideaal heeft Zwart Front? Zwart Front zegt: Eén volk, één staat. Daarom streeft het naar de totstandkoming van den nationalen Groot-Nederlandschen staat. Een rijk, waarin alle Nederlanders zijn opgenomen. Om dat te bereiken streeft Zwart Front naar de volledige bewustwording en verheffing van het Nederlandsche volk, in nationaal, cultureel en politiek opzicht”.

(Zwart Front 4 Sept. 1937)

“Wat denkt Zwart Front over de huidige internationale politiek van Nederland? Zwart Front is van meening, dat die door de opeenvolgende partijregeeringen op een buitengewoon on-Nederlandsche wijze is gevoerd, slap, onzelfstandig met veronachtzaming van het gemeenschappelijk volksbelang, doch met bevoordeling van bijzondere financieele belangen”.

(Zwart Front 4 Sept. 1937)

“In de drie maanden van mijn gevangenschap is de kaart van Europa veranderd. Duitschland is grooter en machtiger geworden en wist het Duitsche Oostenrijk aan zijn gebied toe te voegen. In de niet-Tsjechische gebieden van Tsjecho-Slowakije rommelt het. De volkeren, groot en klein, zijn, voorzoover zij nog levenskracht bezitten, in den opmarsch van hun volkomen eenheid en onafhankelijkheid. Begrijpt gij, Kameraden Volksgenooten, dat het voor ons Dietschers en voor ons, menschen die boven alles hun eigen volk willen dienen, tijd wordt aan onze éénwording te denken? Begrijpt gij dat zonder die éénwording Dietschland in Noord en Zuid gevaar loopt in de vaart de volkeren verloren te gaan? Het is hoog tijd, dat dit in rust, of liever in schijnrust verzonken Noord-Nederland wakker wordt geschud en dat ‘t bekent: ziedaar onze broeders in Vlaanderen met wie wij samen de toekomst zeker kunnen stellen, zonder wie Parijs al lang geregeerd zou hebben aan de oevers van den Amstel”.

“Een hereenigd Dietschland zal geboren worden, of, maar slechts na volkomen uitputting, de aloude roemrijke Nederlandsche stam zal vergaan. En zou ik voor de toekomst van ons volk tien jaren moeten zitten, waar ik nu drie maanden verbleef, ik zou het niet een te zwaar offer achten”.

Engeland

“Het is van minister Colijn en de oligarchie een axioma, dat wij Engeland naar de oogen hebben te kijken, omdat Engeland onze positie hier en in het Verre Oosten “feitelijk” zou waarborgen, zoodat we Engeland in alles zouden moeten ontzien”.

“Wij hebben overigens het boek van dezen Brit, “Het Britsche Imperium” niet noodig om te weten, dat wij door de on-Nederlandschen politiek van onze laatste regeeringen tot een sloep, hangende aan het Engelsche schip, geworden zijn. En…… Groot-Brittannië zal er zoo noodig geen enkel gewetensbezwaar over maken deze sloep op te offeren, zoo eigen balang zulks op een bepaald moment wenschelijk maakt”.

Duitschland

“Door een onomwonden uiteenzetting hierover zijn we gebaat. Niet dit doet afbreuk aan de goede verstandhouding tusschen Duitschland en Nederland, wel echter het gehits en het gelaster tegen Duitschland, zooals b.v. een blad als “Het Volk” dat doet. Voor wat het Duitsche Rijk betreft, is een nauwe en wel zeer nauwe economische betrekking met dezen nabuurstaat wenschelijk, zoowel voor Duitschland als voor ons. Ook een politieke samenwerking kan voor Nederland zijn voordeelen hebben. Ik ben noch vóór noch tégen Duitschland, Frankrijk of Engeland. Ik ben slechts vóór Nederland en Dietschland”.

“Met dezelfde rustige zekerheid, waarmede wij weten, dat het einde van het huidige stelsel in zicht is en niets, niets den ondergang en vernietiging meer kan beletten, dragen wij in ons de overtuiging, dat binnen afzienbaren tijd voor Nederland nog slechts de keuze is: ófwel het einde van ons zelfstandig, onafhankelijk bestaan, ófwel de redding van Dietschland door de beginselen en de daadkracht van Zwart Front”.

(Zes citaten uit de Gevangenisrede van den Leider te Breda, Zwart Front 28 Mei 1938)

Hout, W. H. M. (1941). Arnold Meijer strijdt om Nederland. Den Haag: De Veste, 38-45.

Zie Ook

Lijst van Nederlandstalige literatuur‎